De beëindigingsovereenkomst: wanneer begint de wettelijke bedenktermijn?

De invoering van de Wet werk en zekerheid heeft een verregaande invloed op het arbeidsrecht. Zo ook op de beëindigingsovereenkomst. De beëindigingsovereenkomst is ook na de komst van de Wwz nog altijd een veelgebruikte methode om afscheid te nemen van werknemers. Per 1 juli 2015 is een niet te onderschatten wijziging ingevoerd in deze overeenkomst, namelijk de bedenktermijn. Deze houdt in dat een werknemer het recht heeft de beëindigingsovereenkomst ná de datum waarop deze tot stand is gekomen zonder opgaaf van redenen door middel van een aan de werkgever gerichte schriftelijke verklaring te ontbinden. De bedenktermijn bedraagt in beginsel veertien dagen en beoogt de werknemer bescherming te bieden tegen het nemen van overhaaste beslissingen. De bedenktermijn geldt ook na bijvoorbeeld (extensieve) onderhandelingen tussen advocaten.

In de praktijk doet zich de vraag voor wat nu precies het moment is “waarop de overeenkomst tot stand is gekomen”. Dit is relevant nu dat het moment is waarop de bedenktermijn begint te lopen. Op basis van de theorie omtrent aanbod en aanvaarding zou dit bijvoorbeeld het moment kunnen zijn waarop partijen door middel van een e-mail aangeven akkoord te zijn met de tekst van de beëindigingsovereenkomst. Dit is in de praktijk  vrij gebruikelijk, waarna de “fysieke” ondertekening soms (om puur praktische redenen zoals bijvoorbeeld een weekend) nog wel eens een paar dagen op zich laat wachten.

Een soortgelijk geval deed zich voor bij de kantonrechter te Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2016:996). In dit geval was op 21 september via de e-mail aangegeven door de gemachtigde van de werknemer dat de beëindigingsovereenkomst akkoord was. De ondertekening als zodanig door de werknemer had echter plaats op 28 september. Op 9 oktober beriep deze werknemer zich op zijn bedenkrecht en ontbond de overeenkomst. Gevolg daarvan is dat de arbeidsovereenkomst voortduurt . De vraag deed zich voor wat nu precies het moment was waarop de bedenktermijn was gaan lopen: het moment van overeenstemming via de e-mail van de gemachtigde of het moment van daadwerkelijke ondertekening door de werknemer?

De kantonrechter in kwestie geeft aan dat de tekst van de wet niet direct antwoord geeft op deze vraag. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis komt de kantonrechter tot de conclusie dat het moment van ondertekening van de overeenkomst bepalend is voor de start van de bedenktermijn. Die was dus pas gaan lopen op 28 in plaats van 21 september. Daarmee was de werknemer nog op tijd en sorteert de ontbinding effect.

Juridisch valt op dit oordeel wel wat af te dingen, maar uit deze uitspraak blijkt wel dat het van groot belang is een overeengekomen beëindigingsovereenkomst zo snel mogelijk daadwerkelijk te ondertekenen.

Enigszins onverwacht is er inmiddels al aardig wat jurisprudentie beschikbaar die betrekking heeft op de bedenktermijn. Dit laat  zien dat de bedenktermijn “leeft” en (dus) ook voor vragen/ problemen zorgt.