Geen allocatiefunctie vereist voor uitzendbureaus en payrollondernemingen

Dit volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad op 4 november 2016. De Hoge Raad gaf aan dat voor de toepasselijkheid van de wettelijke regeling voor uitzendovereenkomsten het niet van belang is of de werkgever een allocatiefunctie vervult. Dit houdt in dat ook payrollondernemingen die zich niet proactief bezighouden met het bijeenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, de regelgeving over uitzendovereenkomsten kunnen toepassen. Deze regelgeving ziet onder andere op een versoepeling van de regels voor ontslag, alsmede het afwijken van de ketenregeling. De uitspraak heeft ook tot gevolg dat dit soort payrollondernemingen mogelijk het verplichte bedrijfstakpensioenfonds voor personeelsdiensten moeten toepassen, alsmede dat zij mogelijk onder een cao voor uitzendbureaus vallen. Tot slot kan deze uitspraak leiden tot een andere sectorindeling van payrollondernemingen door de belastingdienst, hetgeen inhoudt dat een hogere premie voor werknemersverzekeringen moet worden betaald.

Het moge duidelijk zijn dat de uitspraak een hoop stof doet opwaaien, met name in de payrollbranche. De Hoge Raad heeft dit enigszins voorzien en de bal bij de wetgever gelegd waar het gaat om het oplossen van mogelijke onwenselijke situaties na deze uitspraak.

De integrale tekst van de uitspraak vindt u hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2016:2356. Mocht u vragen hebben bij dit onderwerp neemt u dan gerust contact met ons op.