Onlangs heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een interessante uitspraak gedaan over de vergoeding wegens schending van de aanzegverplichting bij tijdelijke contracten (artikel 7:668 lid 1 BW). Werknemer en werkgever zijn met elkaar een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd tot 6 mei 2017. Op 30 maart 2017 hebben partijen met elkaar om de tafel gezeten, waarbij de werkgever stelt dat zij mondeling aan de werknemer te kennen heeft gegeven de arbeidsovereenkomst te willen verlengen onder dezelfde voorwaarden. Op 24 april 2017 stapt de werknemer naar de werkgever en deelt mee de arbeidsovereenkomst toch niet te willen verlengen.
De werknemer stelt nu dat de werkgever een aanzegvergoeding verschuldigd is, omdat de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk dan wel tijdig te kennen is gegeven. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer toegewezen. De werkgever laat het er niet bij zitten en stelt hoger beroep in.
Het hof begrijpt dat het voor de werkgever onterecht voelt dat zij de vergoeding verschuldigd is, omdat de werknemer de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen en derhalve niet door toedoen van de werkgever is geëindigd. De werkgever stelt dat bij onduidelijkheid bewijslevering dient plaats te vinden en biedt bewijs van de door haar gestelde feiten aan, maar daar gaat het hof niet op in.
Daar tegenover staat, aldus het hof, dat de onduidelijkheid die is ontstaan eenvoudig voorkomen had kunnen worden door het gesprek van 30 maart 2017 schriftelijk vast te leggen. De werknemer herkent zich namelijk niet in de inhoud van het gesprek van 30 maart 2017. De wet schrijft nadrukkelijk voor dat de aanzegging, ongeacht of het een beëindiging of (aanbod tot) voortzetting van de arbeidsovereenkomst betreft, schriftelijk dient te gebeuren. Bewijsvoering is in deze niet nodig nu er niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste uit de wet en de situatie eenvoudig had kunnen worden voorkomen als de werkgever een en ander per brief/email zou hebben bevestigd.
Het hof bekrachtigt de uitspraak van de kantonrechter en veroordeelt de werkgever tot betaling aan de werknemer van de aanzegvergoeding, in casu een maandsalaris.
Les voor de werkgever: zeg altijd schriftelijk aan, ook al lijkt de vraag of er verlengd moet worden nog zo eenvoudig. Een werknemer kan zich bedenken of een en ander herinnering aan een gevoerd gesprek hebben.
Link naar de uitspraak