“Maar zo hebben wij het niet bedoeld!”

De Hoge Raad heeft afgelopen week in een opvallend bondig arrest (ECLI: NL: HR: 2020: 1746) korte metten gemaakt met een paradepaardje van veel arbeidsrechtjuristen. Volgens de Hoge Raad “speelt de bedoeling van partijen dus geen rol bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.”.

In het verleden werd de bedoeling van partijen – die in een overeenkomst van opdracht vaak terugkomt in een zin als “partijen beogen uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan”- vaak betrokken bij de beoordeling of een overeenkomst daadwerkelijk gold als een opdrachtovereenkomst, of dat toch sprake was van een arbeidsovereenkomst. Een vraag die van groot belang is met het oog op onder meer fiscaliteit, ontslagbescherming en werkgeverslasten.

Sinds vorige week is duidelijk geworden dat die partijbedoeling niet langer relevant is. Is er in de praktijk sprake van werk tegen beloning en in een gezagsverhouding, dan hebben partijen een arbeidsovereenkomst met elkaar, ook als zij dat niet wensten of uitdrukkelijk niet hebben beoogd.

Hoewel een voorspelling altijd riskant is, lijkt deze uitspraak van de Hoge Raad goed nieuws voor de vele mensen die in het maatschappelijke schemergebied tussen een dienstbetrekking en ZZP-schap werken. Zij kunnen hun “opdrachtgever” nu tegenwerpen dat hun aanvankelijke bedoeling om niet in dienstbetrekking te werken, niet meer relevant is.

Aan de andere kant geldt ook dat meer gelijkwaardige opdrachtgevers en opdrachtnemers bij het aangaan van hun samenwerking geen invloed meer uit kunnen oefenen op het type contract dat zij met elkaar wensen aan te gaan. Alleen de uitvoering telt nog.

Deze uitspraak van de Hoge Raad maakt overigens ook duidelijk dat het nog steeds van groot belang is om de over en weer bestaande rechten en plichten van partijen goed schriftelijk vast te leggen. Voordat de kwalificatievraag (dienstverband of niet?) aan de orde komt, moeten die rechten en plichten namelijk eerst worden vastgesteld, aldus de rechters. Hier hebben partijen nog steeds ruimte om hun gewenste contractsvorm af te bakenen. Wensen partijen een dienstverband te vermijden, dan is nu nog belangrijker dat hun wederzijdse rechten en plichten helder worden vastgelegd EN dat daarnaar in de uitvoering van die overeenkomst wordt gehandeld.

Vragen? HDK Advocaten helpt u graag, bijvoorbeeld bij een risico-inventarisatie van de bestaande groep van (schijn)zelfstandigen met wie uw organisatie contracteert.